Nieuws en events
Gezaghebbend toezicht is niet bang voor een goed gesprek
Het gezag van externe toezichthouders is essentieel voor de aanvaarden van oordelen en interventies door ondertoezichtstaande instanties en burgers. Een inspectie of markttoezichthouder moet met gezag optreden en heeft gezag nodig voor effectieve interventies. Maar waar berust gezag precies op en waar valt het in de huidige tijd aan te ontlenen?
In het verleden berustte gezag van een toezichthouder, of andere overheidsorganisaties, vooral op deskundigheid en de wettelijke regels. Daarmee was gezag in zekere mate ook objectief vast te stellen: de inhoud en de regels waren geldig, “dus” was er sprake van gezag. Tegenwoordig lijken toezichthouders zich lang niet meer alleen op hun wettelijk mandaat, hun onpartijdige taakuitoefening en professionele vakkennis te kunnen beroepen, maar moeten ze vooral ook maatschappelijk gezaghebbend zijn.
Hoewel toezichthouders hun gezag steeds proberen aan te passen aan de eisen van de tijd, gaat er toch een beperkte werking uit van deze technocratische legitimiteit. Het is lastig om onpartijdig toezichtfuncties te vervullen en onafhankelijk te zijn in de oordeelsvorming als door grote belangentegenstellingen of ondergesneeuwde belangen maatschappelijke risico’s ontstaan. De toezichthouder beschikt ook niet altijd over alle relevante kennis en deskundigheid. Het geïnformeerde publiek spreekt steeds vaker terug, al dan niet op basis van eigen onderzoek, waardoor het toezicht zelf onderdeel kan worden van het publieke debat. Burgers, professionals, bedrijven en organisaties hebben naast gezag van toezicht ook behoefte aan (mede)zeggenschap over toezicht. Die deliberatieve legitimiteit kunnen toezichthouders versterken door zich responsief en reflectief te tonen. Het is juist de taak van de toezichthouder om systeemrisico’s te signaleren en zich publiekelijk daarover uit te spreken.
Om in deze tijd gezaghebbend te kunnen opereren, kunnen toezichthouders dus naast hun traditionele repertoire van technocratische legitimiteit op deliberatieve legitimiteit inzetten. Aangezien beide vormen hun beperkingen kennen en hun eigen dilemma’s met zich meebrengen, is de vraag hoe ze elkaar kunnen versterken. Hoe kunnen toezichthouders zoeken naar de juiste balans tussen zeggenschap en gezag? Daarover schreef Meike Bokhorst van Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap het Essay ‘Reflectief toezicht tussen zeggenschap en gezag’.
Lees hier het volledige essay.